VIJF JAAR LATER
In de gure novemberwind wapperde de theedoek aan zijn vishengel. Achteraf kon niemand meer zeggen hoe het nu precies was gebeurd op die koude zaterdagochtend. Twee auto’s in elkaar verkreukeld. Het enige dat er nog heel uitzag was die vishengel met daaraan een rood-wit geblokte theedoek. Een beeld dat beklijfde. De foto in de krant hielp natuurlijk ook.
Vijf jaar later is het deze foto die de aandacht van Bettina trekt. Ze is net begonnen bij Ons Weekblad en heeft de opdracht gekregen om de maandelijkse Vijf jaar later pagina te vullen. Het is haar eerste baan als verslaggever en ze is vastbesloten er een succes van te maken.
Ze pakt haar spullen en vertrekt naar de plek waar het gebeurde.
Bij de vijfde deur heeft ze beet bij Magda. ‘Ik ben dan wel oud maar met mijn ogen en koppie is niks mis.’
Na drie koppen slappe thee en een paar niet meer zo knapperige koekjes zijn ze eindelijk bij die zaterdagochtend aanbeland. Magda’s woorden laten Bettina naar het puntje van haar stoel schuiven. ‘De wereld stond even stil. Het leek wel of zelfs de vogels gestopt waren met zingen. Opeens kraakte de berg metaal en kwam er een man uit. Ongehavend, het was een wonder.’
‘Weet u dat zeker? Bij de foto in de krant stond alleen dat er drie slachtoffers waren en de auto’s zaten zo in elkaar dat ik dacht dat die allemaal overleden waren.’
Magda knikt. ‘Ik ben dan wel een oud meisje, maar zoals ik al zei, met mijn ogen en koppie is niks mis.’
Terug op de krant gaat Bettina op onderzoek uit. In de krant van de week, na de foto van het ongeluk, ontdekt ze een kort berichtje waarin staat dat van de drie slachtoffers er twee gestorven zijn. Ze spit verder en merkt nauwelijks dat het donker wordt en haar collega’s naar huis vertrekken. Pas op het moment dat ze de namen van de inzittenden en het adres van de man die het overleefde achterhaald heeft, merkt ze hoe strak haar schouders gespannen zijn. Haar maag knort. Ze kijkt op de klok en ziet tot haar verbazing dat het al acht uur is geweest.
De volgende avond zit ze tegenover John, de man die het ongeluk overleefde, en Lotte, zijn stralende vrouw.
John doet nog een schepje suiker in zijn koffie en roert of zijn leven ervan afhangt. Bettina vraagt zich af of hij doorheeft dat hij dit al voor de derde keer doet. Hij pakt zijn koffie en trekt een vies gezicht. Hij zet zijn beker neer en laat zich achterover op de bank naast Lotte vallen, slaat zijn arm om haar schouders en haalt diep adem.
‘Ik hielp dus mijn ex verhuizen. Het waren die ochtend de laatste dozen. Ik reed dat kruispunt op en het volgende dat ik weet is dat ik wakker werd tussen handdoeken en huishoudelijke artikelen en dat Inge dood naast mij zat.’ Hij zucht.’ Nou ja, dat wist ik toen natuurlijk nog niet, maar later toen de ambulance kwam …’
Lotte geeft een kneepje in zijn hand. ‘We denken dus dat Marco te hard reed. Marco en ik hadden die ochtend weer eens ruzie. Marco’s oplossing was dan altijd om te gaan vissen.’
‘Wie is Marco?’
‘Marco was mijn vriend,’ zegt Lotte, ‘wij woonden samen en het was zijn auto die inreed op die van John en Inge. Frontaal op de passagiersdeur. John heeft geboft dat hij nog leeft.’
John ontspant nu Lotte het gesprek overneemt.
‘Ik voelde mij na dat ongeluk heel schuldig. Want als Marco en ik geen ruzie hadden gemaakt, was hij niet als een bezetene met zijn visspullen weggereden.’ Ze neemt een slokje van haar koffie. ‘Maar ja, zonder dit ongeluk hadden wij elkaar niet ontmoet.’ Ze kijkt opzij, haar ogen raken die van John. Bettina ziet hoe ze in elkaar opgaan. Even voelt ze zich een indringer.
John staat op en zorgt voor een nieuwe ronde koffie en Lotte richt zich weer tot Bettina.
Haar pen raast over het papier, een eerste verhaal en wat een verhaal. Met een gevoel van euforie schrijft ze op hoe Lotte een paar weken na de begrafenissen op bezoek ging bij John om haar excuses aan te bieden, hoe ze steun vonden bij elkaar en langzaam begonnen te geloven dat zij niet verantwoordelijk waren voor het ongeluk.
Kijk, dat maakt de natte, grijze novembermaand dragelijk!
Zo is dat, Ben! Dankjewel.