THUISREIS
Gisteren was het precies vijf jaar geleden dat mijn debuutroman Thuisreis verscheen. Ter ere daarvan deel ik vandaag het begin van deze roman.
PROLOOG
Haar krullen wapperen als rode linten om haar hoofd. In de serre legt het licht van de ondergaande zon een vurig gouden glans over de vrouw op de tekening. De snelle halen waarmee zijn opa de potloden over het papier joeg.
Ze komt wanneer de tijd rijp is. De stem van opa op zijn sterfbed. Carraig klemt zijn vingers om de ring die aan een ketting onder zijn hemd hangt. Beheers je temperament, jongen. Verlies het nooit zoals ik deed. Mij kostte dat het liefste wat ik ooit had. Beloof mij dat als zij komt jij haar niet kwijtraakt.
Bijna is de zon onder de horizon, de bergen worden een donkere schaduw waar het kustpad in verdwijnt.
Hij laat de ring los. Zwaar hangt hij om zijn nek, net als zijn belofte. Het duurt niet lang meer en dan is ze er.
HOOFDSTUK 1
‘Wat? En wij dan?’ De stemmen van Simone en Amber, Eileens dochters, snijden door haar heen. ‘Mam, jij gaat ons toch ook niet in de steek laten? Straks hebben we niemand meer.’ Simone, haar oudste, haalt haar neus op en door haar ‘ook’ trekt de maag van Eileen samen. Haar ogen dwalen van de bleke gezichten van haar dochters naar de foto achter hen. Wim staat erop met zijn armen om de schouders van zijn kinderen, ze kijken haar stralend aan. Ze weet nog dat ze hem maakte, ruim zes jaar geleden tijdens hun zomervakantie in Frankrijk. Onder de tafel duwt ze haar nagels hard in haar handpalmen in een poging de herinneringen weg te duwen.
‘Zeg toch eens wat.’ De klank in Simones stem dwingt haar tot het hier en nu.
‘Lieverds toch, wat moet ik zeggen?’ De wieltjes van haar stoel piepen over het parket. Haar dochters zijn voor het eerst sinds lange tijd samen in het weekend thuis en ze wil er een feestje van maken. Ze heeft tapas bij de traiteur gekocht, een mooie witte wijn uit de voorraad van Wim gepakt en uit de oven komt de geur van lasagne. Ze pakt de fles wijn uit de koelkast en loopt terug naar de eettafel. Na het bijschenken van hun glazen gaat ze tegenover haar dochters zitten. ‘Natuurlijk laat ik jullie niet in de steek.’ Ze strekt haar handen uit en legt er een op de arm van Simone en haar andere op die van Amber. ‘Zo ver weg ga ik toch niet? Ierland is niet het eind van de wereld, eventjes vliegen en je zit er. Net als nu kunnen we appen, is er Skype.’ Ze dwingt haar mondhoeken omhoog.
‘Precies.’ Simone kijkt triomfantelijk. ‘Je kunt naar Ierland vliegen. Het is helemaal niet nodig om met de camper maanden onderweg te zijn en door Engeland te trekken.’ Ze draait haar hoofd naar haar zus voor steun. Die haalt enkel haar schouders op. Ze gaat door. ‘Je kunt toch gewoon op vakantie naar Ierland gaan. In een hotel of zo? Een vrouw alleen in een camper, straks word je nog vermoord.’
Eileen kijkt haar dochters aan en weet niet wat ze zeggen moet. Ze is ervan uitgegaan dat ze eraan gedacht hadden dat hun moeder niet alleen in het grote gezinshuis wilde blijven wonen. Niets is minder waar. Ze neemt een slokje wijn, zuur trekt haar mond samen. Hoe krijgt ze haar droom in hemelsnaam uitgelegd? Haar vinger glijdt langs de steel van het glas. ‘Jullie begrijpen het verkeerd. Ik ga op campings staan, dat is veilig.’ Haar dochters geven geen antwoord, ze kijkt op en de glans in hun ogen maakt haar keel dik. ‘Ik mis papa ook.’ Het is nu anderhalf jaar geleden dat Wim een hartaanval kreeg en ter plekke op de zaak overleed.
‘Waarom naar Ierland?’ Het is de nieuwsgierigheid van Amber die hun gesnuif doorbreekt. Eileen staat op en pakt zakdoekjes. Ze legt ze op tafel en veegt er met een langs haar ogen en snuit haar neus. ‘Daar kwam mijn oma vandaan. Ik ben naar haar vernoemd. Dat weten jullie toch?’ Amber knikt en Simone bestudeert haar nagels.
‘Ze kwam uit het Westen, uit de Connemara. Ze woonde in een pub en toen ze twintig was, kwam daar mijn opa logeren. Het was liefde op het eerste gezicht. Ze trouwden halsoverkop en ze ging met hem mee naar Nederland.’
‘Wat romantisch.’ Amber zucht. ‘En toen?’
Eileen glimlacht, haar jongste is dol op romantische verhalen. ‘Verder weet ik niet zo veel. Ze gingen in Rotterdam wonen en na een jaar werd mijn moeder geboren. Dat was in 1939.’ Haar blik gaat naar Simone die doet of het eten van een simpele olijf al haar aandacht nodig heeft. Ze vervolgt haar verhaal. ‘Vlak daarna brak de oorlog uit en mijn opa kwam om bij het bombardement van Rotterdam aan het begin van de oorlog. Mijn oma is daarna nooit meer hertrouwd.’
‘Ware liefde.’ Amber slaat haar armen om zich heen en wiegt alsof ze schuifelt op een romantische song die alleen zij kan horen.
‘Ik denk het, maar ze wilde er nooit over praten. Ook niet over Ierland. Als ik ernaar vroeg werd ze boos en ze wilde ook nooit terug.’ Ze duwt zich omhoog uit haar stoel. ‘Kom, laten we de tafel dekken voordat de lasagne verpietert in de oven.’
De rest van het weekend laten ze het onderwerp rusten en hoe gezellig het ook is, haar plan werpt een schaduw over alles wat zij zeggen en doen.
Op zondagavond kijkt ze haar dochters na de straat uit. Verlatenheid strijdt met opluchting, het is of ze haar laatste energie en hoop voor de toekomst in hun tassen tussen de schone, gestreken kleren en vershouddozen met overgebleven lasagne en appeltaart gestopt hebben. Zoveel weerstand had ze niet verwacht, integendeel, ze hoopte dat Simone en Amber blij zouden zijn dat hun moeder de draad van haar leven aan het oppakken was. Zeker na de stemmen vol afkeuring van Hanneke en Monica eerder deze week. Van Hanneke, haar zusje, verwachtte ze niet veel anders. Het enige waar die zich druk om maakte, was het zoeken naar waardeloze echtgenoot nummer drie. Van Monica, haar beste vriendin, had ze niet gedacht dat die haar voor gek zou verklaren. Misschien moet ze toch maar niet met de camper naar Ierland gaan? Wat dan? Haar ogen prikken.
Moet je doen. Opeen is het of ze de stem van Robert hoort die ze al meer dan vier jaar niet heeft gesproken. Het moet niet gekker worden, nu hoort ze zelfs stemmen. Met het gevoel of ze de benen van een honderdjarige heeft, loopt ze naar de keuken. Leunend tegen het aanrecht, trekt ze de koelkast open. De overgebleven witte wijn ziet er aantrekkelijk uit en ze schenkt een glas in.
In de woonkamer zakt ze weg in de driezitsbank en doet de tv aan om de stilte te verjagen. Hoe langer ze zo zit, hoe nijdiger ze wordt. Op haar kinderen, Monica, Hanneke en op Wim omdat hij zo jong doodging. Het meest heeft ze de pest aan zichzelf, omdat ze niet gezegd heeft dat ze allemaal de pot op kunnen. Voelt ze nu zelfmedelijden? In een poging het weg te duwen, schreeuwt ze: ‘Stelletje zeikerds.’ Ook al hoort niemand het, ze voelt zich gelijk iets beter. Ze veegt met haar mouw haar wangen droog, schenkt het laatste restje wijn in en pakt haar tablet. Ze zoekt even in haar favorieten en vindt het artikel over vrouwen die op middelbare leeftijd besluiten om een nieuw bestaan als digitale nomade op te bouwen. ‘Iedere keer als ik verder trok liet ik een stapeltje kleding achter’, ‘meer dan een laptop heb je niet nodig om de kost te verdienen’ en ‘ik heb mij nog nooit zo vrij gevoeld’. Bij de beelden die de quotes bij haar oproepen, droomt ze weg.
Ze opent Google Maps en surft naar Ierland, de Connemara. Ook al is ze er nooit geweest, door de afbeeldingen op het scherm, voelt het vertrouwd. Haar gedachten dwalen van de ongebruikte camper in de stalling naar de doos die ze na het overlijden van haar vader bij hem op zolder vond. Jarenlang stond hij vergeten onder in de kast van haar werkkamer totdat ze twee weken eerder besloot op te ruimen en hem opnieuw tegenkwam.
Ze haalt de doos naar beneden en zet hem naast zich op de bank. Een muffe geur stijgt op en de vaal beige sjaal met de bruine franje voelt viezig van het jarenlang opgesloten zitten. Haar vingers gaan langs de ingeweven rand en de franjes en ze legt hem naast zich op de bank. Dan ziet zij een goedkope goudkleurige ring en vraagt zich af wat die in de doos doet. Ze legt hem voor zich op tafel om later weg te gooien en pakt als laatste een donkerblauw linnen boekje; het oude paspoort van haar opa. Vanuit het boekje kijken opa en oma haar aan, hun gezichten zijn levenloos en glad. Alsof ze er nog leven in wil brengen, streelt ze oma’s gezicht. Raar eigenlijk dat er geen apart paspoort is van haar is. Hoewel, ze bedenkt dat het tot ergens tot halverwege de vorige eeuw heeft geduurd dat getrouwde vrouwen voor de wet handelingsonbekwaam waren. Het idee om als vrouw behandeld te worden als een onmondig kind laat haar huiveren. Ze staart naar de trouwdatum en plaats in het paspoort. Oma vertelde eerder dat ze in 1938 uit Ierland vertrok nadat ze met opa trouwde. Een jaar voordat haar moeder geboren werd, waarom staat in het paspoort dat ze in 1937 in Rotterdam trouwden? Ze weet zeker dat ze dat goed onthouden heeft. Voorzichtig legt ze de sjaal en het paspoort terug in de doos en loopt met de ring naar de vuilnisbak.
Niet doen. Alsof een onzichtbare hand haar tegenhoudt, blijft ze staan. Een schok gaat door haar heen, de ring ligt zwaar in haar hand. In plaats van dat ze hem in de vuilnisbak laat vallen, keert ze om. Ze stopt de ring voorzichtig terug in de doos en legt de sjaal erbovenop.
VERDER LEZEN?
Thuisreis is nog steeds te koop als paperback of e-book bij je favoriete boekhandel. Ook is de roman te leen in de bibliotheek en te lezen met Kobo-plus.
—-
SCHRIJFUPDATES: Wil je weten waarover mijn volgende roman gaat? In mijn maandelijkse nieuwsbrief vertel ik hier meer over. Je kan je inschrijven met het formulier op mijn homepage.
MEER LEZEN: Een overzicht van al mijn boeken vind je op mijn boekenpagina.
INSTAGRAM: Momenteel gebruik ik Instagram naast mijn maandelijkse nieuwsbrief en wekelijkse zondagverhaal op mijn website. Op Insta vertel ik dan bijvoorbeeld meer over de achtergrond bij de zondagverhalen op mijn website en over mijn schrijfweek. In mijn nieuwsbrief ligt het accent op exclusieve inkijkjes in de roman die ik nu schrijf en niet op Insta of deze website deel. Klik hier voor mijn Instagram en volg mij daar.
Het blijft een prachtig geschreven debuut! En je eersteling is natuurlijk net zo dierbaar als je eerste liefde!
Dankjewel, Ben. En wat lief!