GIFWOLK

‘Dat meen je niet.’ Met een blik alsof hij zojuist heeft gehoord dat marsmannetjes de tbs-kliniek hebben bezet, kijkt Jules op naar Bernard, de beveiligingschef.
‘De gifwolk uit de petrochemische fabriek is enorm en de wind blaast hem onze kant op.’
Jules gaat voor het smalle raam van zijn kantoor staan en kijkt omhoog naar de strakblauwe lucht waaraan geen wolkje te bekennen is.
‘Wat moeten we doen?’ Nicolette, de behandeldirecteur, komt naast hem staan. Ze namen zojuist het dossier door van een nieuwe patiënt die volgende week wordt overgebracht naar hun kliniek.
‘Ontruimen, lijkt mij.’ Bernard klinkt of er geen andere optie is.
Jules wendt zich naar de beveiligingschef. ‘Laten we eerst eens precies nagaan wat er aan de hand is.’
‘Mag ik?’ Bernard wijst naar de computer van zijn baas.
Deze ontgrendelt hem. Justitie hecht meer belang aan een beveiligd netwerk dan snel internet. Voor hun gevoel duurt het dan ook eindeloos voordat de pagina’s met het laatste nieuws opengaan. Verbijsterd lezen ze dat de dampen in de gifwolk uiterst dodelijk zijn. De bewoners van Knookgat, het schiereiland waar ook de tbs-kliniek staat, worden geëvacueerd. Iedereen wordt verzocht de instructies van de politie op te volgen en alleen hulpdiensten mogen het gebied nog in.
Jules pakt de telefoon, toetst het nummer van het hoofdkantoor in en zet hem op de speaker.
‘Ik wilde je net bellen.’ De stem van het Hoofd gevangeniswezen klinkt gespannen.
‘Hoeveel gevangenisbussen stuur je? We hebben momenteel 139 patiënten.’
‘Wacht even.’
Aan de andere kant van de lijn klinkt geroezemoes. Een stem haalt uit. Ze buigen dichter naar de luidspreker, nog steeds kunnen ze het niet verstaan.
‘Kan ik je zo terugbellen?’ De stem van het Hoofd dringt door het geroezemoes heen. ‘We zijn druk bezig alles te regelen.’ De verbinding wordt verbroken.
‘Nicolette, roep jij het personeel bijeen in de sportzaal? Over tien minuten zal ik ze informeren.’

‘En wij dan?’
‘Hoe komen wij hier weg?’
‘Waar is die gifwolk nu?’
‘Hoelang hebben we nog?’
Ogen als zwarte kolen, rode konen en spierwitte gezichten; de spanning onder zijn personeel is bijna tastbaar.
‘Er is geen reden tot paniek. Eerst worden de patiënten met bewaakte bussen door het hoofdkantoor opgehaald en daarna vertrekken wij met onze eigen auto’s.’ Achter zijn rug knijpt Jules zijn nagels diep in de palmen van zijn hand, in werkelijkheid heeft hij geen idee hoeveel tijd ze nog hebben.
‘Teamleiders, ik wil dat jullie samen met je team het ontruimingsplan van jouw afdeling doornemen. Nicolette kijkt mee. Ik neem contact op met het hoofdkantoor om de details door te nemen en daarna kijken we verder.’ Zijn stem klinkt zo vertrouwenwekkend dat de spanning wegebt en ieder zijn weg gaat om de opdracht uit te voeren.

In zijn kantoor trommelt hij met zijn vingers op het bureaublad, de telefoon aan de andere kant gaat eindeloos over. Net als hij het wil opgeven, klinkt de stem van het Hoofd gevangeniswezen. ‘Hallo Jules, je bent mij alweer voor. Hoe is het daar?’
‘Hoelang duurt het nog voordat jullie hier zijn?’
‘Daar wilde ik het net met je over hebben.’
‘Is er soms een probleem?’ Zijn rug wordt klam.
‘Hebben jullie al naar het laatste nieuws gekeken?’
Begrijpen ze dan niet dat hij hier met een volle kliniek zit en wel wat beters heeft te doen dan naar het nieuws kijken? ‘Nee.’
‘Ik zeg het je eerlijk. We kunnen er niet door, mensen volgen de instructies van de hulpdiensten niet op.’
Hij denkt aan de enige N-weg die zowel de toegang als uitgang van het gebied verzorgt. Toen de kliniek werd gebouwd, gold het als een pré voor het geval een tbs’er zou ontsnappen.
Een bittere smaak vult zijn mond, hij rilt. Een moment denkt hij dat het gif hem al te pakken heeft, dan realiseert hij zich dat het paniek is.
‘Wat nu?’
Aan de andere kant blijft het stil.
‘Wat nu?’ Zijn stem slaat over als hij zijn vraag herhaalt.
‘Er is een kans dat de wolk overwaait. Het spijt mij, Jules, jullie zullen moeten afwachten.’
De klik aan de andere kant, klinkt als een executiekogel.
‘Waar blijf je nou?’
De stem van Nicolette scheurt hem los uit zijn gedachten die, op zoek naar een oplossing, over elkaar heen buitelen.
‘We wachten op je voor verdere instructies.’ In de deuropening van zijn kantoor balt Nicolette haar handen tot vuisten.
Jules wist niet dat haar gezicht nog witter kon worden dan het van nature al is. De angst in haar ogen laat de paniek uit hem wegvloeien. Het is hem helder wat te doen. ‘Roep je de teamleiders bijeen in de grote vergaderzaal?’

‘Godverdomme, wat een teringlijers.’
‘Dat kunnen ze toch niet maken.’
‘Dan ontruimen we met onze eigen auto’s.’
‘Mijn kinderen. Ik wil naar mijn kinderen. Nu.’
Het is deze hartenkreet die de kakofonie in stilte doet veranderen. Automatisch dwalen ook Jules’ gedachten naar zijn dochter en haar eerste kind dat volgende maand geboren wordt, maandenlang verwarmde het hem vanbinnen, nu voelt hij zich weer net zo versteend als vlak na het overlijden van zijn vrouw. Hij richt zijn aandacht op de door angst en verdriet getekende gezichten van de teamleiders.
‘We gaan alle deuren openzetten zodat iedereen op eigen gelegenheid weg kan.’
‘Hoe moet het dan met de patiënten?’
‘Ook zij mogen weg. We geven iedereen de keus. Blijven of proberen op eigen gelegenheid jezelf in veiligheid te brengen. Ik blijf.’
‘Ik ook.’ Nicolette legt haar hand op die van Jules. Net als bij hem wacht haar thuis een lege flat.
‘We kunnen die gestoorden toch niet loslaten? Wat als ze weer gaan moorden en verkrachten?’
‘De meesten zitten hier al lang en onze behandeling is goed. Volgens mij is het risico niet hoog, al denkt het hoofdkantoor van wel.’ Ondanks alles doet de gedachte aan de reactie van zijn baas bij Justitie hem glimlachen. ‘Bovendien zullen ze het druk hebben met zichzelf in veiligheid brengen en ik vermoed dat aan het eind van de uitvalsweg de gevangenisbussen wel klaar zullen staan. Zijn er andere vragen?’
‘En Virgil? Laat je hem ook gaan?’ Nicolette oogt bezorgd.
Virgil is nog geen maand bij hen en ze heeft eerder deze week haar twijfels uitgesproken over zijn onbereikbaarheid en agressie naar de vrouwelijke sociotherapeuten.
Jules dwingt zijn mondhoeken omhoog. ‘Het leven is een te kostbaar geschenk, iedereen moet zelf kunnen beslissen wat het beste voor hem of haar is ongeacht wat hij of zij heeft gedaan. Wij zijn God niet. Andere vragen?’
‘Hoe denk je het aan te pakken?’
‘Ik wil dat iedereen naar zijn afdeling gaat en alle vrouwen als eerste laat weggaan. De mannen brengen de patiënten naar de sportzaal en dan vertrekken zij en jullie ook. Wie wil blijven, wacht bij de patiënten.’
De teamleiders staan op en Jules richt zich tot de beveiligingschef. ‘Ik wil dat je alle poorten en buitendeuren openzet zodat iedereen snel weg kan.’
Bernard knikt. ‘Als ik daarmee klaar ben, kom ik naar de sportzaal.’

In de sportzaal mengt de geur van mannenzweet zich met angst nadat Jules heeft verteld dat de wind een dodelijke gifwolk naar hen toe blaast.
Tegen zijn been trilt de mobiele telefoon voor de derde keer. Hij haalt hem tevoorschijn om uit te zetten. Op het scherm ziet hij het nummer van het hoofdkantoor. Even weifelt hij, zouden ze toch? Natuurlijk niet, hij belt ze later wel.
Hij zet zijn telefoon uit, stopt hem terug in zijn broekzak en pakt de handen van Nicolette en Bernard naast hem. Als broekies begonnen ze in de kliniek toen deze openging en samen zullen ze deze laatste klus klaren.
Zijn blik blijft rusten op Brutus. Die staart terug, het bezorgt Jules een ongemakkelijk gevoel. De arme man; nu de chemische castratie is aangeslagen zou hij morgen uit de kliniek worden ontslagen. Hij was een van hun eerste patiënten en Jules kan zich niet meer voorstellen dat de man toentertijd als verkrachter en moordenaar van jonge homo’s zo’n ophef veroorzaakte.
Hij haalt diep adem. ‘Justitie kan niks meer voor jullie betekenen, jullie mogen zelf beslissen wat je doet. De deuren staan open. Je mag proberen jezelf in veiligheid te brengen of hier blijven.’
Een oerkreet doorbreekt de stilte die op zijn woorden volgde. Virgil springt omhoog en stompt zijn gebalde vuist in de lucht. ‘Yes.’

Op de schermen in de beveiligingsloge kijken ze gedrieën hoe de mannen het terrein verlaten. Vooral Virgil is uitgelaten. Met zijn armen wijd zigzagt hij als een vliegtuig. In de poort draait hij zich om. Zijn lippen bewegen: Fuck you. Zijn middelvinger gaat omhoog en dan is hij ook weg.
‘Als dat maar goed gaat.’ Nicolette zucht. ‘Zal ik koffiezetten?’
‘Ik ben wel toe aan iets sterkers,’ zegt Bernard.
Jules steekt zijn hand in zijn zak en stuit op zijn telefoon. O ja, het hoofdkantoor. Hij vist zijn sleutels onder het toestel vandaan en steekt ze Bernard toe. ‘In het kastje naast mijn bureau staan de flessen wijn uit het kerstpakket nog. Ik kom zo, eerst het hoofdkantoor terugbellen.’
Hij trekt zijn wenkbrauwen op als hij ziet hoe vaak het hoofdkantoor hem heeft gebeld en nog voor hij kan terugbellen, gaat zijn toestel over. ‘Met Jules.’
‘Goddank, eindelijk. Waar zat je al die tijd?’ De stem van het Hoofd klinkt geïrriteerd en opgewonden tegelijk.
‘Ik had een probleem op te lossen nu jullie ons hier afgeschreven hebben.’
‘Wij kunnen er ook niets aan doen dat de weg vaststond met auto’s vol vluchtende mensen. Ook al spijt me dat, bel ik je niet daarvoor. Ik heb goed nieuws. De gifwolk is niet dodelijk zoals ze eerst dachten.’
‘Wat?’ Jules staart naar de schermen waarop inmiddels geen mens meer is te zien. Een koude hand sluit zich om zijn hart. Als dat maar goed gaat, de stem van Nicolette echoot in zijn hoofd.
‘Het gif heeft een te lage concentratie om dodelijk te zijn. Je kan hooguit wat last krijgen van een geïrriteerde huid of ogen.’ De stem valt stil.
‘Hallo? Ben je er nog wel?’
‘Ja.’
‘Je klinkt helemaal niet blij.’
‘Ze zijn weg.’
‘Wie zijn weg?’
‘De patiënten, het personeel.’ Zijn stem slaat over.
‘Weg? Wat is er aan de hand?’
Jules haalt diep adem en vertelt wat hij heeft gedaan.
‘Ben jij helemaal gek geworden? Daar had je helemaal geen toestemming voor.’
‘Toestemming? Waarom? Jullie lieten ons stikken, ik deed wat het beste was gezien de omstandigheden.’
In zijn oor steekt zijn baas een tirade af. Het dringt niet tot hem door. Waarom heeft hij de telefoon niet opgenomen toen de mannen nog in de sportzaal waren?
En Virgil? Laat je hem ook gaan? Nicolettes stem vlecht zich door de beelden in zijn kop. De spottende middelvinger van Virgil, de starende ogen van Brutus en zijn eigen ongemak daarbij. Als dat maar goed gaat.

——  
Nevels is nog steeds te koop als paperback en e-book. Een gesigneerd exemplaar bestel je eveneens via een e-mail naar zondagverhaal@gmail.com
Benieuwd wat andere van ‘Nevels’ en mijn andere boeken vinden? Neem daarvoor een kijkje op mijn recensiepagina.

Fijn als je wilt liken en/of delen.

4 reacties

  1. Ben op 12 mei 2024 om 10:19

    Eindelijk, daar is ’t ie weer: één van mijn favorieten!

    • Marceline de Waard op 13 mei 2024 om 07:19

      Wat geweldig dat dit een van je favorieten is, Ben!

  2. Nelleke Sheldrick op 12 mei 2024 om 13:32

    Geweldig!! Ik had, denk ik(??), hetzelfde gedaan maar het is wel schrikken😬 Jeetje, de gevolgen zullen niet plezierig zijn …..

    • Marceline de Waard op 13 mei 2024 om 07:20

      Ja, inderdaad: wat zou je zelf doen in zo’n situatie: dat is ook een interessante vraag. Dank voor je leuke reactie, Nelleke

Laat een reactie achter