GEESTEN VAN DARTMOOR
Troosteloos golft grauwe mist in flarden over de hei. Elizabeths handen rusten op haar buik. Leeg, hol. Buiten worden de nevels dikker.
De mensen in Dartmoor hebben ongelijk: er zijn hier geen hellehonden, spookpaarden en ruiters zonder hoofd, wel hoofdeloze baby’s. Hoe stijf ze haar oren ook dichtduwt, hun gekrijs kerft een diepe wond in haar hart.
Een hand op haar schouder, gemompel bij de hand voor haar oor. Ze kijkt op in het gezicht van Jeremy. Verdriet glinstert in zijn ogen, het schrijnt in haar gewonde hart.
Haar man trekt haar strak tegen zich aan.
De tijd verstilt en de nevels lossen op in het zwart van de invallende avond.
‘Kom, je moet wat eten.’ In haar haren klinkt zijn stem gesmoord.
‘Ik …,’ haar stem hapert. ‘Geen trek.’
‘Een kop soep lust je toch wel? Je moet weer aansterken.’
‘Waarom?’
‘We hebben elkaar toch? Laten we dit samen doen.’
Samen doen? Het is niet zijn lichaam dat er iedere keer niet in slaagt hun baby te voldragen. Willoos loopt ze aan zijn arm mee naar huis.
De soep in haar mond laat haar bijna kokhalzen.
‘Smaakt het niet, wil je liever brood met wat kaas of zal ik Annie vragen iets voor je te koken?’ Haar man legt zijn hand op de hare. ‘Waar heb je trek in?’
‘Waarom ben je zo lief voor mij?’
‘Ik hou van je, natuurlijk ben ik lief voor je.’
‘Waarom zou je van mij houden? Er zijn betere vrouwen.’
‘Voor mij zijn er geen betere vrouwen dan jij. Dat weet je toch? Al vanaf het moment dat ik je voor de eerste keer zag.’ Hij glimlacht.
Ze kijkt weg. De tijd dat ze elkaar ontmoetten, de moeite die hij deed om haar beter te leren kennen en het sprookje toen ze met hem trouwde.
‘Andere vrouwen kunnen je wel kinderen geven.’ Haar stem klinkt gesmoord.
‘Dat is niet belangrijk.’
Ze probeert haar hand onder de zijne vandaan te trekken en snel pakt hij hem steviger vast.
‘Zo bedoel ik het niet. Ik bedoel dat jij belangrijker bent. Het gaat mij om jou. Ik heb ook verdriet, samen kunnen we dit aan.’
Ze blijft zwijgen en hij knielt naast haar. ‘Zal ik morgen met je meegaan naar de dokter? Misschien heeft hij iets waardoor jij je minder verdrietig voelt.’
De liefde in zijn stem, de warmte van zijn armen om haar heen. Ja knikken is de enige optie.
De volgende avond staart ze naar de pil in haar hand, op de een of andere manier heeft het iets angstigs: straks kan ze hierdoor misschien haar baby’s niet meer zien in de nevels op de hei. Wat dan?
Haar man geeft een glas water aan. Met haar ogen dicht, legt ze het de pil op haar tong en na een paar grote slokken is hij verdwenen.
In de weken die volgen, blijven haar ongeboren baby’s dolen op de hei. Hun gekrijs verdwijnt en het schrijnen van de wond in haar hart wordt minder, zo ook haar zin om iets te ondernemen.
‘Zullen we op vakantie gaan? Ik kan wel een week of wat langer gemist worden.’ In de serre gaat Jeremy naast zijn vrouw zitten.
Ze haalt haar schouders op en blijft in de nevels staren.
‘Toe nou, lieverd,’ irritatie kruipt in zijn stem, ‘zo is het voor mij ook geen leven. Hoe denk je dat het is om iedere dag terug te komen bij een vrouw in grafstemming?’
Zijn woorden zijn een stroomstoot waarmee hij voor het eerst sinds het verlies van hun derde ongeboren kind haar apathie doorbreekt.
‘Ik heb ook verdriet, alleen wil ik daar niet in blijven hangen. We moeten door, laten we wat moois van ons leven samen proberen te maken. Dankbaar zijn voor wat we wel hebben.’
Hij gebaart naar alles om hen heen: het landhuis en de velden buiten, omringd door hei. ‘We hebben elkaar. Is dat niet het belangrijkste? Ik hou van je, maar op deze manier trek ik het ook niet langer.’ Zijn ogen glanzen van verdriet.
Opeens is ze bang om ook hem te verliezen en een diepe pijn breekt door de verdovende muur die de pillen in haar gebouwd hebben, in golven komt het eruit. Hij staat op en trekt haar omhoog, dicht tegen zich aan.
Zo blijven ze staan totdat er geen tranen meer over zijn.
‘Waar wil je heen op vakantie?’ Die avond is sinds lange tijd de sfeer aan de eettafel minder gespannen.
‘Iets waar het nu mooi weer is, lijkt mij wel fijn. Jij mag het zeggen.’ Het is lang geleden dat zijn ogen meelachen met zijn mond.
‘Ik zou het niet weten.’
Zijn glimlach verflauwt.
‘Naar de zon lijkt mij fijn.’ Geforceerd, in de angst die van hem kwijt te raken, beantwoordt ze zijn glimlach. ‘Jij hebt er al wat langer over nagedacht, misschien heb je een idee?’
‘Italië? Onze huwelijksreis naar Toscane was heel mooi en bijzonder.’
De kronkelende wegen, de eeuwenoude steden op de toppen van de heuvels, stoffige Oud-Romeinse wegen omzoomd door cipressen. De zoenen van Jeremy die van lief veranderden in opwindend, handen die steeds heter op haar huid voelden. De rimpels van genot in zijn gezicht boven haar en de huivering van de extase die hij teweegbracht.
‘Zullen we daar weer heengaan?’ zegt ze. Terug naar af en een nieuwe start, misschien is dat wel de oplossing.
‘Zou je dat willen?’
Ze knikt. ‘Het liefst in hetzelfde hotel. Ik wil weer net zo gelukkig worden als toen.’
De zon breekt door op zijn gezicht.
***
Boven de witte wolken is de lucht stralend blauw. Vanuit haar stoel bij het vliegtuigraam vraagt Elizabeth zich af hoe mensen vandaag de dag nog kunnen denken dat de doden naar de hemel gaan.
Bij haar ouderlijk huis in Ierland zijn het de Aes Sidh die de toegang tot de andere wereld onder de grond bewaken. Een andere wereld die via de heuvels in Ierland bereikbaar was en waar haar moeder naartoe ging na haar begrafenis. Onder de grond.
Een moment voelt het of er aarde over haar gezicht ligt en ze hapt naar lucht.
‘Gaat het?’ Jeremy buigt zich naar haar toe.
Ze knikt.
‘Zie je ertegenop om weer naar huis te gaan?’
‘Deze vakantie heeft mij goed gedaan, ik weet precies wat ik nu moet doen.’ Ze legt haar hoofd op zijn schouder. Warm, vertrouwd en veilig. Ze kust hem zacht in zijn hals.
Die nacht staat ze zichzelf niet toe om in slaap te vallen. Voorzichtig, om hem niet wakker te maken, legt ze haar hoofd tegen de rug van haar man om de verbondenheid van de afgelopen vakantie vast te houden. Hun lange wandelingen de afgelopen weken door de heuvels rond Florence waar zwijgen hen samenbond in een steeds zachter wordend verdriet.
Late diners op het terras van hun hotel tussen de heuvels, gevolgd door de zoetheid van de Italiaanse nacht waarin ze elkaar uiteindelijk ook tussen de lakens weer vonden.
De eerste schemer komt door de driehoek waar de gordijnen elkaar net niet raken, zachtjes glipt ze onder de lakens vandaan, beneden trekt ze haar ochtendjas en wandelschoenen aan en gaat naar buiten.
Witte nevels verbinden de nacht aan de dag. Uit de schuur pakt ze een schep en loopt het veld in. Tussen de bomen graaft ze een kleine kuil.
Met een uitgestoken rechterarm en haar wijsvinger naar de grond, loopt ze er met de klok mee driemaal omheen voor een Keltisch cirkelgebed:
‘Aes Sidh, omring mijn kinderen. Houd ze op hun reis in uw bescherming en het gevaar buiten.
Aes Sidh, omring mijn kinderen. Houd het licht dichtbij ze en het duister ver bij ze vandaan.
Aes Sidh, omring mijn kinderen. Houd vrede binnen en het boze buiten.’
Haar kinderen op weg naar de andere wereld, met een van verdriet vertroebelde blik tast ze naar de schep. Haar hand verdwijnt in de kuil en ze verliest haar evenwicht. Haar wereld wordt zwart.
‘Het ging zo goed. In Italië was ze zo ontspannen, ik dacht dat ze weer gelukkig was.’ Wanhoop en onbegrip. De stem van Jeremy dringt langzaam tot haar door.
‘… tijd nodig … geen wonderen verwachten …’
De andere stem is laag en brommend, de huisarts.
Onder haar handen voelt ze de lakens. Met moeite krijgt ze haar aan elkaar gepakte oogleden van elkaar. Daglicht komt pijnlijk binnen, in haar hoofd bonkt het.
‘Ze wordt wakker.’ Een vrouwenstem komt dichterbij en Jane verschijnt in haar blikveld. Waarom staat haar beste vriendin naast haar bed?
‘Gisteren belde ik, ik wilde vragen of het goed was dat ik het weekend kwam logeren. Jeremy vertelde dat je … dat je … Dat je in bed lag, je had een ongeluk gehad.’ Ze verplaatst haar ogen naar een punt achter het bed.
Waarom lieg je? Haar mond is te droog en de vraag blijft steken. Ze wil zich omhoogduwen en een pijnscheut gaat door haar been, haar enkel klopt.
‘Voorzichtig!’ Het bezorgde gezicht van haar man komt dichterbij.
Ze probeert geruststellen te knikken en het gebonk in haar hoofd neemt toe.
‘Wat is er gebeurd?’
Rechtop in haar kussens stelt ze de vraag aan Jeremy en Jane op de rand van haar bed. De huisarts is weg, zijn pillen hebben het gebonk en geklop terugbracht tot draaglijke proporties.
‘Weet je het niet meer? Onze vakantie in Toscane?’
‘Natuurlijk weet ik dat. Het was heerlijk. Alleen begrijp ik niet waarom ik nu in bed lig met hoofdpijn en een zere enkel.’
‘We kwamen ’s avonds thuis en toen ik de volgende ochtend wakker werd, was je er niet. Ik vond je in het veld.’ Verdriet tekent zijn gezicht.
De nevels en hun eerste nacht thuis waarin haar hart uitging naar haar kinderen die doelloos en ontheemd boven de velden doolden. Hun begrafenis, haar gebed tot de Aes Sidh voor hun reis naar Ierland, haar thuis en waar ook mama na haar begrafenis heenging.
Ze weet nog dat ze de schep pakte om de kuil die ze voor hen groef, dicht te maken. Verder is haar geheugen zwart. Zou ze uitgegleden zijn?
‘Waarom heb je het gedaan? Wij zijn er toch om je te helpen?’ De ogen van Jane lopen vol.
‘Wat gedaan?’ Niet begrijpend gaan haar ogen heen en weer tussen haar vriendin en haar man.
‘Jezelf van … het leven …’ Jane schudt haar hoofd.
‘We waren net weer zo gelukkig. Waarom?’
Ze denken toch niet? Langzaam dringt tot haar door dat ze denken dat de kuil voor haarzelf was.
‘Het is niet wat jullie denken. Ik heb ze begraven.’
‘Begraven?’ Jeremy fronst en Jane kijkt haar aan of ze gek is geworden.
Hoe kan ze hen duidelijk maken dat ze haar te vroeg geboren baby’s rust wilde geven in de grafheuvels bij de Aes Sidh in Ierland? ‘Jullie begrijpen het niet.’
‘Rustig aan, lieverd, het is goed. Je mag je niet opwinden van de dokter. Morgen bespreken we het met hem.’
‘Ga nu maar lekker slapen.’
Machteloosheid welt in Elizabeth op. Haar hoofd begint harder te bonken.
‘Haar enkel geneest voorspoedig en met nog een paar dagen rust komt het lichamelijk wel goed.’ De dokter beëindigt zijn onderzoek en richt zich tot Jeremy, ze voelt zich een onmondig kind.
‘Alleen haar geest, die heeft misschien toch wat meer nodig dan medicijnen tegen depressie. Heeft u al nagedacht over die kliniek?’
‘Wat u het beste vindt.’
‘Een kliniek, wat voor kliniek?’
‘Om tot rust te komen lieverd, zodat je alles kan verwerken met hulp van mensen die er verstand van hebben.’ Jeremy schenkt haar een mislukte glimlach.
‘Ik heb geen hulp nodig. Het gaat beter met mij dan ooit.’ Paniek slaat om in een boosheid die ze in geen tijden meer heeft gevoeld. ‘Het zijn de middeleeuwen niet meer. Jullie kunnen mij niet tegen mijn wil naar een gesticht sturen. Er is niks mis met mij en die stomme pillen hoef ik ook niet meer.’
‘Rustig nou. Er gebeurt niks wat jij niet wil.’ Jane pakt Elizabeths handen vast, ze draait zich naar de mannen aan het voeteneind. ‘Toch?’
De dokter haalt zijn schouders op richt zich tot Jeremy. ‘Madhouse on the Moores heeft een uitstekende reputatie. Praat u er nog eens samen over. Morgen ben ik er weer, tot die tijd kunt u altijd bellen.’
Jeremy knikt. ‘Ik laat u uit.’
‘Ik laat mij echt niet opsluiten. Beloof dat je me helpt ze tegen te houden.’ Elizabeth legt haar handen op Jane’s schouders. ‘Ik ben niet gek, geloof me.’
‘Natuurlijk geloof ik je.’
‘En je helpt mij uit dat gekkengesticht te houden?’
‘Het gaat mij erom dat je beter wordt.’ Voor haar vriendin verder kan gaan komt Jeremy de slaapkamer binnen en gaat op de rand van het bed zitten.
‘Daar heb ik dat gekkenhuis niet bij nodig.’
‘Het is geen gekkenhuis. Even weg van hier, tijd voor jezelf in een andere omgeving. Is dat geen goed idee?’
‘De enige omgeving waar ik mij misschien nog beter voel dan hier, is thuis in Ierland.’
In de stilte die volgt kleurt Jeremy rood.
‘Waarom mag ik niet terug?’
‘Je vader wil het niet.’
‘Waarom maak jij je zo druk om wat hij wil?’
De Aes Sidh die de ingang tot de andere wereld bewaken. Misschien kan ze de elfen nog een keer boven het meer zien dansen, voelen hoe ze voor haar kinderen zorgen.
‘Ik heb het beloofd in ruil voor je hand.’
Het woord van een Engelse graaf, begripvol gaan de hoofden van Elizabeth en Jane op en neer.
‘Jane, weet jij waarom mijn vader zo moeilijk doet? Het lijkt mij zo fijn om nog een keer naar huis te gaan. Zien of alles goed is.’
‘Ik heb geen flauw idee. Zal ik anders mijn moeder bellen en vragen of zij het weet?’
‘Wil je dat doen?’
Jane springt op, blij dat er iets is waardoor haar vriendin weer kan glimlachen.
Met vijf minuten is ze terug. ‘Ze komt morgen, ze zegt dat er te lang tegen je gezwegen is.’
Buiten drijven schapenwolkjes langs een helderblauwe lucht.
‘Elizabeth, zullen wij naar buiten gaan? Of kan je niet lopen?’ Tante Cathy wijst naar de enkel van haar nicht.
‘Rustig aan en met mijn arm door de uwe, moet het wel lukken.’
Buiten is de vroege herfst kleurig en geurig, de zon maakt de lucht zacht.
Een zenuwachtig gevoel fladdert in Elizabeth rond. Het voortstrompelen aan haar tantes arm, kost veel energie en opgelucht gaat ze naast haar tante zitten op een bankje buiten het zicht van het huis.
‘Wat weet je van de dood van je moeder?’
‘Tante Dorothy zei dat ze gestorven was door de griep.’ De begrafenis van haar moeder, het gesprek dat ze per ongeluk hoorde op de wc. Elizabeth haalt diep adem. ‘Ik hoorde ook iemand fluisteren dat ze bloedend in bad was gevonden.’
‘Nee toch? Ik hoop niet dat je al die jaren met zo’n verschrikkelijk beeld rondgelopen hebt.’
‘Is het waar?’
‘Je moeder is niet bloedend in bad gevonden, ik weet niet waar die onzin vandaan komt. Wel heeft ze zichzelf het leven ontnomen. Het was een combinatie van pillen en whisky.’
Elizabeth zwijgt, verdriet hangt in haar keel.
‘Het is niet verwonderlijk dat Jeremy zich zorgen maakt wanneer jij over de hei zwerft en kuilen voor jezelf graaft.’
‘Het was niet voor mezelf. Het was …’ Ze zwijgt.
Hoe kan ze iemand uitleggen dat het voor haar baby’s was? Dat ze nu veilig bij mama zijn en de Aes Sidh over hen waken in Ierland?
‘Het is een van de ergste dingen die een vrouw kan overkomen, het verlies van haar kinderen, dat geldt ook voor de ongeborenen. In een kliniek kunnen ze je helpen dat te verwerken.’
‘Ik heb geen kliniek nodig. U moet mij geloven, het gaat nu goed met mij. Het heeft een plek, daar tussen de bomen.’
Tante Cathy kijkt van het punt dat Elizabeth aangaf naar haar nichtje.
‘Ik heb geen kliniek nodig,’ herhaalt ze.
‘Je moet er over praten. Deel je verdriet met Jeremy, hij heeft hier ook pijn van.’ Ze legt haar handen om het gezicht van haar nichtje. ‘Beloof je dat? Dan wil ik je steunen. En geen pogingen meer om jezelf het leven te ontnemen. Beloofd?’
Elizabeth knikt, tranen vol opluchting laten de zon in haar ogen schitteren.
‘Zullen we teruggaan?’ Na een paar minuten onderbreekt tante Cathy de stilte die vredig tussen hen inhangt.
‘Mag ik nog een vraag stellen?’
Tante Cathy knikt, haar gezicht staat nieuwsgierig.
‘Waarom trouwden mijn vader en moeder met elkaar?’
‘Och, jee.’ Nu is het de beurt van tante Cathy om in de verte te staren. ‘In de tijd dat jij geboren werd, was een ongetrouwd meisje dat in verwachting raakte een schande. Zeker in Ierland, je kent de onverbiddelijke Ierse moraal.’
Langzaam dringt de betekenis van haar tantes woorden tot Elizabeth door.
‘De vader van je moeder ging in Engeland op zoek naar een geschikte echtgenoot. Ze was zijn enig kind, de man die haar trouwde kreeg zijn landgoed.’ Tante Cathy slaat haar arm om de schouders van haar nichtje. ‘Het spijt mij, lieve kind.’
Haar vader die haar vader niet is, ze nestelt zich tegen de veilige warmte van haar tante. ‘Wie was mijn vader dan?’
‘Dat weet ik niet, je moeder weigerde daar een woord over los te laten.’
***
Het eerste ochtendlicht sijpelt door de driehoek waar de gordijnen net niet sluiten. Voorzichtig glipt ze onder de lakens uit en hinkt naar het raam. Ze luistert naar het gelijkmatige gesnurk van haar man, behoedzaam duwt ze de gordijnen opzij en gaat op het raamzitje erachter zitten.
Ochtendnevels slierten over de velden. Witte vrouwen en ruiters. Haar kinderen dolen er niet meer bij. Misschien moet ze hun ingang naar de andere wereld beschermen met een stenen cirkel. Ze glimlacht en haar tranen komen los.
‘Elizabeth.’ De stem van Jeremy. Geritsel van lakens en twee voeten die met een bonk op de grond belanden. ‘Waar ben je?’
‘Hier.’ Ze schuift de gordijnen opzij.
‘Goddank. Ik dacht dat je … Die keer dat …’ Zijn ogen steken donker af tegen het wit van zijn gezicht.
‘Daar hoef je niet meer bang voor te zijn.’
Haar belofte aan tante Cathy om haar verdriet met Jeremy te delen. Ze steekt haar hand uit naar haar man.
Ah ja,, weer zo mooi om te lezen. Echt één de juweeltjes…
Echt geweldig en wat een bonus: een heerlijk lang verhaal!
Je voelt gewoon de spanning en het verdriet.
Dank jullie wel, Nelleke en Ben, voor de fijne reacties. Ik ben blij dat het in de smaak viel.