DE MEERMAN
In de tijd van de lockdowns las ik op eerste kerstdag een verhaal met een kersttintje voor in het radioprogramma ‘Twee op Zaterdag’. Nu lees je het hier als een lekkere longread voor de feestdagen.
DE MEERMAN
Harde wind stuwt grijze wolken voort. De zee spat op tegen de rotsen, druppels spetteren in het gezicht van Pascalle. Met haar handen om haar sjaal geklemd, loopt ze met gebogen hoofd over het kustpad. Na een avond in de pub is ze op weg naar het kleine vissershuisje dat ze de komende maanden heeft gehuurd. Op de punt van de klif staat een man.
‘Voorzichtig,’ roept ze. De wind blaast de woorden terug in haar mond.
Mist waait van zee en hult hem in nevelen.
De volgende avond duwt Pascalle de deur van de pub bij de kleine haven open. Door de ijzige wind flakkert het haardvuur. ‘Lekker, hier.’ Ze snuift de rokerige geur op.
Vanachter de bar lacht Morwen haar toe. ‘Er zijn betere plekken om te overwinteren.’
‘Niet voor mij.’
Haar gedachten gaan naar de vorige winter. Het donkere gat dat haar maanden verdoofde. Tot die keer dat ze met een licht hart wakker werd. Het had te maken met haar droom. Iets met een klif en een kustpad dat naar een haventje liep. Dagen zeurde het in haar hoofd totdat ze in een tijdschrift een foto van dit vissersdorpje in Zuid-Cornwall zag. Ze hangt haar jas bij de andere jassen en gaat aan de bar zitten.
‘De feestdagen komen eraan. Verlang je niet naar thuis, naar je familie en vrienden?’
‘Nee.’ Pascalle staart naar het kleedje op de bar. Haar lege huis en het medeleven van iedereen, een reuzenhand knijpt haar keel dicht.
‘Sorry. Dat was onnadenkend van mij.’ Morwen pakt een fles witte wijn. ‘Een groot glas?’
Pascalle knikt. ‘Gisteravond zag ik een man op de klifpunt. Ik wilde hem waarschuwen. Tevergeefs. Mijn stem kwam niet boven de wind uit.’
‘Jij verblijft toch in Gwyneth-cottage?’ Een van de mannen aan de bar draait zich naar haar toe.
Gwyneth? Een rilling loopt over de rug van Pascalle. ‘Mijn huisje heet Bay-cottage.’
‘Dat is de naam voor de verhuur. Hier heet het gewoon Gwyneth-cottage.’ Hij knikt alsof daarmee alles is verklaard.
Pascalle haalt haar schouders op en kijkt naar Morwen met een uitdrukking die zegt: snap jij dat nou?
‘Gwyneth was de vissersvrouw die er vroeger woonde.’
‘Wat heeft dat te maken met die man op de klif?’
Morwen richt haar aandacht op het tappen van bier.
‘Je weet dat de vissers hier vroeger ook smokkelden?’ Morwen zet de gevulde glazen op de bar en komt bij Pascalle staan. ‘Het was kerstavond, de laatste nieuwe maan van het jaar en springtij, onverantwoordelijk om de zee op te gaan. Omdat er een grote partij tabak uit Frankrijk kwam, gingen de mannen toch. De boot kapseisde. Brioc, de man van Gwyneth, overleefde het niet. Na de begrafenis zag ze iedere keer bij nieuwe maan een man op de klif. Volgens haar was het een meerman, in de gedaante van Brioc.’
‘Een meerman?’
‘Dat is een zeegeest die stormen op zee veroorzaakt. Vissers legden altijd een deel van hun vangst op het strand om hem gunstig te stemmen. Volgens Gwyneth kwam hij iedere maand terug om zijn deel van de buit van die fatale nacht op te eisen.’
‘Wat gebeurde er toen?’
‘Sindsdien leek het huisje vervloekt. Het ging steeds over van moeder op dochter en altijd kwamen hun mannen op zee om.’
‘Dat meen je niet.’
‘Tot honderd jaar geleden. De Gwyneth die er toen woonde liep op kerstavond naar de vermeende meerman toe. Zeemist overviel haar. Sindsdien is er nooit meer iets van haar vernomen. De cottage heeft leeg gestaan totdat in de jaren tachtig het toerisme opkwam.’
‘Al die vrouwen waren natuurlijk stapelgek.’ De man naast haar mengt zich opnieuw in hun gesprek. ‘Behalve die weeuwtjes heeft niemand ooit een meerman gezien.’
Pascalle staart hem aan. De wijn die eerder zo fris smaakte vindt zijn weg omhoog en brandt in haar keel.
Haar tweede voornaam is Gwyneth. Net als haar moeder en oma is ze vernoemd naar haar overgrootmoeder. Haar gedachten gaan naar de verschijning gisteravond op de klif.
Opslagplaatsen in schoorstenen, ijzeren stangen onder vissersboten, dubbele bodems in tonnen en pony’s die smokkelwaar vervoerden over de rotsen van Cornwall. Dit allemaal om te ontkomen aan de strenge accijnzen van toen. Pascalle heeft het gevoel dat ze inmiddels alles weet van de smokkelgeschiedenis van Cornwall.
Het verhaal van Gwyneth en de meerman liet haar niet los. De afgelopen weken is ze in de omgeving op onderzoek uitgegaan. Geen dorpje bleef onbezocht. Ze is naar het smokkelaarsmuseum geweest en heeft de meeste pubs van binnen gezien.
Het strand en de grotten in de omgeving zijn inmiddels vertrouwd terrein. Haar zoektocht hielp haar dan wel de weken tot de feestdagen door, nergens vond ze informatie over het ongeluk waarbij de man van Gwyneth tweehonderd jaar geleden omkwam. Wat te denken van de generaties na haar die hetzelfde lot wachtten?
Al die Gwyneths die hun man op zee verloren en hem met nieuwe maan als meerman zagen. Dat is nog eens ware liefde.
Hoe anders dan wat zij ervaarde na het dodelijke ongeluk van Rob. De crematie, de mensen in de aula, zijn zus die het uit snikte op haar schouder. Het raakte haar niet, ze kon alleen denken aan de volgende dag. Lui op de bank voor de tv, zonder dat iemand haar zou aansporen iets te gaan doen. Ze besefte dat ze het een verademing vond dat hun doodgebloede relatie geëindigd was zonder het pijnlijke gedoe van een scheiding.
Opnieuw slaat een hete golf van schaamte door haar heen. Het medeleven van iedereen maakte dat de opluchting omsloeg in een verlammend schuldgevoel.
In de keuken zet ze de waterkoker aan. Die keer dat ze zelf een man op de klif zag. Het was nieuwe maan. Was het de meerman?
Al die vrouwen waren natuurlijk stapelgek. De stem van de man aan de bar weerklinkt in haar hoofd. Behalve die vrouwen heeft niemand ooit een meerman gezien.
Ze is niet gek en toch zag ze hem staan.
Ze maakt thee en neemt haar beker mee naar de woonkamer. Het licht knippert en dan is het donker.
Haar voet knalt tegen iets aan. ‘Au, verdorie.’
Ze bukt, met haar hand om de gekwetste tenen wacht ze tot haar ogen aan het duister wennen.
In het bleke maanlicht rommelt ze tevergeefs in alle laden en kasten. Dit is een vakantiecottage, daar horen toch kaarsen voor nood bij? Ze vervolgt haar speurtocht op de bovenverdieping.
Tot slot gaat ze de slaapkamer binnen die ze niet gebruikt. Het stof kriebelt in haar neus, ze niest en haar handen voelen stroef van het vuil. Het laatje van het tweede nachtkastje voelt minder diep dan dat van het eerste. Ze neemt het mee naar beneden.
Een uur lang wrikt ze met allerlei keukengerei. Uiteindelijk lukt het haar een keukenmesje onder de bovenste plaat van de bodem te krijgen. Ze haalt een stapeltje vergeelde brieven tevoorschijn. Voor het raam probeert ze de brieven te lezen, de maneschijn is te zwak en het handschrift te priegelig.
De pub ruikt naar dennennaalden, boven de bar hangen kerstballen, goudkleurige slingers en takjes hulst. In haar behoefte aan wat gezelligheid en een warm maal was ze vergeten dat het bijna kerst is.
‘Wie was Jago?’ Ze nipt van haar witte wijn en dwingt haar gedachten terug naar het raadsel waarmee ze haar aandacht weghoudt van haar eigen verleden. De afgelopen dagen is ze druk geweest met het ontcijferen van de brieven. Ze waren gericht aan Gwyneth en geschreven door ene Jago.
‘Jago? Hoe kom je daar zo op?’ Morwen komt bij Pascalle staan, haar gezicht is als een vraagteken.
‘Ik kwam zijn naam tegen tijdens mijn onderzoek naar het ongeluk waarbij Brioc omkwam.’
‘Moment.’ Morwen helpt de gasten aan de andere kant van de bar en trekt een kruk naar Pascalle.
‘Je kent het landhuis boven het dorp.’
Ze knikt, het grote, onbewoonde huis met de afbladderende verf heeft haar herhaaldelijk doen afvragen wie daar vroeger woonde.
‘Begin 1800 liet de landheer het bouwen. Hij heette Jago en had een belangrijke rol bij de smokkelarij. Hij regelde alles. Waar zei je dat je zijn naam tegenkwam?’
Pascalle concentreert zich op de voet van haar wijnglas. Op de een of andere manier voelt het niet goed om de brieven te noemen. Omfloerst geschreven, overduidelijk liefdesbrieven met aanwijzingen voor ontmoetingsplekken die niets met smokkelen te maken hadden.
‘Ik weet het niet meer precies. Ik denk in het smokkelaarsmuseum.’
‘Hij was ook verantwoordelijk voor de smokkeloperatie waarbij Brioc omkwam. Dat gaf natuurlijk een hele toestand in het dorp. Een gewone man die stierf door het toedoen van de landheer. De relatie tussen de landheren en het dorp is sindsdien moeizaam geweest. Vijandig zelfs.’
‘Hoe is het met hem afgelopen? Zo te zien staat het landhuis al een tijdje leeg.’
‘Weet je nog dat ik vertelde dat honderd jaar geleden de laatste Gwyneth spoorloos verdween toen ze met nieuwe maan de klip opliep? De toenmalige landheer heette ook Jago. Het dorp hield hem verantwoordelijk voor haar verdwijning. De sfeer moet vreselijk zijn geweest en hij emigreerde naar Amerika.’
‘Zou er opzet bij de dood van Gwyneths man in het spel geweest zijn? Misschien had hij een oogje op haar.’
‘Hoe kom je daar nou bij?’ Morwen knijpt haar ogen samen, net een kat die ruikt dat ergens een lekker muisje zich schuilhoudt..
‘Een stom idee. Wat is eigenlijk de specialiteit van de dag?’
‘Vispastei met sardines.’
Die avond zakt Pascalle na uren woelen in een onrustige slaap.
‘Wat heb je gedaan?’ Zeewind bijt ijzig op haar natte gezicht.
‘Hoe bedoel je?’
‘Je ging nooit mee met de mannen op de boot. Waarom nu wel?’
‘We verwachtten een extreem grote partij, de mannen hadden meer handen nodig.’
Ze klemt haar lippen op elkaar, haar ogen glijden over zijn gezicht.
‘Gwyneth, toe. Het was een ongeluk.’ Hij legt zijn handen op haar schouders. ‘Ik hou van je. Ga met mij mee.’
Ze stapt naar achter en schudt haar hoofd. De wind zwelt aan en pakt haar sjaal. Ze steekt haar hand uit. Mist is haar voor. Ze stapt in de leegte voor de klif.
Pascalle schrikt wakker van haar wegschietende been. Haar mond is droog en haar lakens zijn klam. Buiten gaat de zeewind tekeer, de ramen in de sponningen rammelen. ‘Jago?’ Haar ogen wennen aan het duister en langzaam landt ze in het hier en nu.
Beneden gaat ze met een kop thee voor het raam zitten.
“Mijn ziel klampt zich vast aan jouw ziel, mijn leven is jouw leven.”
Zinnen uit de liefdesbrieven van Jago aan Gwyneth dwalen door haar hoofd. ’Ik omhels u een miljoen keer en ben voor altijd uw trouwe minnaar.’ Het is of ze zijn stem uit haar droom hoort: ‘Mijn allerliefst zoet hartendiefje.’
Ze wenst dat ze de brieven niet had gevonden en dat de geschiedenis van deze vervloekte cottage voor haar onbekend was gebleven.
Gwyneth, de doorgegeven meisjesnaam in haar familie en nu haar tweede voornaam. Hoe kwamen de vrouwen in haar familie aan deze naam? Ze weet niks van haar voorgeschiedenis. Haar oma was al overleden voor haar geboorte. En nu haar moeder er ook niet meer is, is er niemand meer aan wie ze het kan vragen.
Buiten verdrijft het rozerood van de ochtendschemering het duister van de nacht. Grijze wolken vormen patronen, net zo grillig als haar gedachten over de Gwyneths die hier voor haar woonden.
Volgens de overlevering waren hun mannen allemaal slachtoffer van een veeleisende zeegeest, de meerman. Hoe zat het met de Gwyneth die hier het laatst woonde? Zij verdween in de mist en werd nooit gevonden. Zou ze echt in zee zijn gestort? Speelden de liefdesbrieven een rol?
’Morgen, om vier uur bij de grot sluit ik u in mijn armen en overlaad ik u met een miljoen kussen, vurig als de zon op de evenaar.’ De stem uit haar droom van afgelopen nacht, wat wil die haar vertellen? Brioc die omkwam op zee. Een ongeluk, een meerman, of …
‘Wat heb je gedaan?’
Ze schrikt van het geluid van haar eigen stem. De handen van Jago op haar schouders, in haar droom van vannacht waren ze levensecht. Het is of ze de kille vingers van een meerman over haar rug omlaag voelt lopen.
Hoe verder de dag vordert, hoe meer haar droom van de afgelopen nacht werkelijkheid wordt. Als het donker valt, weerspiegelen Jago’s ogen in de donkere ruiten. Koude wind glipt als ijzige vingers door de kieren in de raamsponningen. Ze besluit de kerstsfeer in de pub voor lief te nemen.
‘Wat zie jij bleek. Je wordt toch niet ziek?’ Morwen trekt haar wenkbrauwen naar elkaar toe.
‘Ik heb slecht geslapen. Het stormde zo hard. Wat eten en vroeg naar bed.’ Dat ze ook hoopt hier zichzelf terug te vinden, zegt ze er niet bij.
‘De dagschotel is lamsstoofpot. Die zal je goed doen.’
‘Lekker.’
‘Morgen gaat het nog harder stormen. De eerste nieuwe maan van het jaar en springtij.’
Pascalle wordt koud vanbinnen, zulk weer was het ook in de nacht dat de man van Gwyneth omkwam.
‘Vorige week vroeg je naar Jago’ zegt Morwen. ‘Alsof je het over de duivel had, vandaag is zijn achterkleinzoon hier aangekomen.’
‘Wat?’
‘Het landhuis is altijd in het bezit gebleven van de familie en de achterkleinzoon is er vandaag ingetrokken. Ik zou er nu voor geen goud willen wonen. Het is een en al achterstallig onderhoud. Hij is van plan het op te knappen en hier te blijven. Je komt morgenavond toch ook?
‘Hoezo?’
‘Dan is het kerstavond en treden de Shanty-singers op. Zeemansliederen en Christmas carols. Het is een traditie.’
‘Ik hou niet zo van muziek.’
‘Als je niet beloofd dat je komt, krijg je nu geen stoofpot.’
Op kerstavond perst Pascalle zich de overvolle pub binnen. De gierende stormwind wordt vervangen door de geur van kruidnagel en kaneel. De warmte laat haar gezicht gloeien, voor het eerst sinds ze de brieven vond, heeft ze het niet meer koud. Iemand drukt een glas glühwein in haar hand.
Aan de andere kant schaart een groep mannen in grof gebreide truien en met een visserspet op zich rond de haard. Het geroezemoes verstomt. De Singers beginnen hun gezang zoals het hier al eeuwen klinkt.
Ze ontspant.
De stemmen sterven weg en een donderend applaus barst los. Met een blijdschap die ze in geen tijden heeft gevoeld kijkt ze om zich heen. De donkere ogen uit haar dromen haken in de hare, een kille ziel klampt zich aan haar hart. Jago? In paniek worstelt ze zich door de mensen heen naar de deur.
Buiten de pub klapt de wind in haar gezicht. Zonder een poging te doen haar jas dicht te risten, duwt ze met haar volle gewicht terug en loopt het kustpad op dat naar het rijtje vissershuisjes leidt. De zee is een schuimende massa, druppels komen omhoog en zilt vult haar neus.
Ze is bijna bij haar cottage.
Op de klif staat een man. Ze vergeet te ademen. De meerman. Brioc.
Haar hart bonkt en ze loopt haar cottage voorbij, nevels waaien van zee omhoog en trekken haar de klifpunt op. De man wordt onzichtbaar. Mist sluit dik om haar heen. Met vooruitgestoken handen schuifelt ze naar voren. Een hand op haar schouders, ze bevriest bijna van schrik.
‘Sta stil. Nog een stap en je stort in zee.’
De stem klinkt vertrouwd.
Haar andere schouder wordt beetgepakt en de handen draaien haar om. Een gezicht komt zo dichtbij dat ze de trekken kan zien, opnieuw herkent ze de ogen uit haar droom.
—-
NIEUWSBRIEF: Wil je weten waarover mijn volgende roman gaat? In mijn maandelijkse nieuwsbrief vertel ik hier meer over. Je kan je hiervoor inschrijven met het formulier op mijn homepage.
CADEAUTIP: Mijn laatste roman Nevels is perfect om in dit jaargetijde te lezen. Ook zin in Nevels voor jezelf of als cadeau voor de feestdagen? De roman is in iedere (online) boekwinkel te koop, te leen in de bibliotheek en te lezen met Koboplus. Meer informatie over Nevels en mijn andere boeken vind je op mijn boekenpagina.
INSTAGRAM: Momenteel gebruik ik Instagram naast mijn maandelijkse nieuwsbrief en wekelijkse zondagverhaal op mijn website. Op Insta vertel ik dan bijvoorbeeld meer over de achtergrond bij de zondagverhalen op mijn website en over mijn schrijfweek. In mijn nieuwsbrief ligt het accent op exclusieve inkijkjes in de roman die ik nu schrijf en niet op Insta of deze website deel. Klik hier voor mijn Instagram en volg mij daar.
Oh, heerlijk deze en precies voor Kerst!
Fijn, Ben, dat je hem goed vindt passen.
Geweldig goed geschreven verhaal.
Dankjewel, Claudia, voor je compliment. Daar ben ik blij mee.